Inclusief werken
Door de invoering van het M-decreet zal er binnen de klascontext steeds inclusiever gewerkt worden. Gennep(8) stelt vast dat het normalisatie-tijdperk, waarin minderheidsgroepen zich aanpassen aan de normen in de samenleving, niet langer standhoudt in de 21ste eeuw. Verschillende begrippen zoals keuze en controle, "quality of life" en "self-advocacy" (mondig worden van kinderen) krijgen een groter aandeel in het debat.
Tot op de dag van vandaag wordt het merendeel van de kinderen met een beperking opgenomen in aparte settings, zoals het buitengewoon onderwijs. Wanneer we op internationaal niveau kijken, zien we dat België bovenaan de lijst staat van landen waar leerlingen met een beperking les volgen in een aparte setting. In Nederland is dit amper 2,7% van de leerlingen. Nederland stond enkele jaren geleden ook nog bovenaan de lijst. Hier nam de overheid initiatieven om inclusiever te werken. Een project dat duidelijk zijn vruchten heeft afgeworpen.
In de grafiek hieronder wordt een internationale vergelijking gemaakt(10,11).
Tot op de dag van vandaag wordt het merendeel van de kinderen met een beperking opgenomen in aparte settings, zoals het buitengewoon onderwijs. Wanneer we op internationaal niveau kijken, zien we dat België bovenaan de lijst staat van landen waar leerlingen met een beperking les volgen in een aparte setting. In Nederland is dit amper 2,7% van de leerlingen. Nederland stond enkele jaren geleden ook nog bovenaan de lijst. Hier nam de overheid initiatieven om inclusiever te werken. Een project dat duidelijk zijn vruchten heeft afgeworpen.
In de grafiek hieronder wordt een internationale vergelijking gemaakt(10,11).
Wat is nu juist inclusief werken?
Een inclusief beleid houdt in dat de zorg voor een minderheidsgroep niet gegeven wordt in een apart domein. Binnen een inclusieve setting staan begrippen zoals ‘acceptatie’ en ‘betrokkenheid’ centraal(8). Inclusief werken gaat over het creëren van kansen, het leggen van contacten en het hebben van zinvolle relaties(9). Een inclusieve klaspraktijk heeft betrekking tot ‘goed onderwijs’ bieden aan alle kinderen en daarbij werken met alle mogelijke middelen. Het doel is dat kinderen de verschillen tussen leerlingen in het reguliere klaslokaal leren kennen. De klas is een afspiegeling van de steeds diversere maatschappij.
Vanuit deze visie is er ook in Nederland nog kritiek op het huidige systeem. Hulpklassen en aparte klassen zijn geen steun voor kinderen met een beperking. Hun dagelijkse routine wordt doorbroken en ze krijgen niet dezelfde instructie die andere leerlingen krijgen. Het sluiten van vriendschapsbanden wordt moeilijker, doordat kinderen regelmatig uit de klas worden gehaald. Het steeds veranderen van lokaal zorgt voor veel tijdverlies, maar kan ook onrust veroorzaken bij de kinderen. Hun wens is vaak om mee te draaien in het normale ritme van de dag(10).
Inclusie kan op verschillende manieren en niveaus georganiseerd worden. Toch is het uiteindelijk het team van leerkrachten dat hier een weg in moet vinden. Zo krijgen zij de opdracht om te leren gaan met de verschillende onderwijsbehoeften van leerlingen. Het curriculum wordt zo aangepast dat alle leerlingen - dus ook leerlingen met een beperking - kwaliteitsvol onderwijs kunnen volgen.
Vanuit deze visie is er ook in Nederland nog kritiek op het huidige systeem. Hulpklassen en aparte klassen zijn geen steun voor kinderen met een beperking. Hun dagelijkse routine wordt doorbroken en ze krijgen niet dezelfde instructie die andere leerlingen krijgen. Het sluiten van vriendschapsbanden wordt moeilijker, doordat kinderen regelmatig uit de klas worden gehaald. Het steeds veranderen van lokaal zorgt voor veel tijdverlies, maar kan ook onrust veroorzaken bij de kinderen. Hun wens is vaak om mee te draaien in het normale ritme van de dag(10).
Inclusie kan op verschillende manieren en niveaus georganiseerd worden. Toch is het uiteindelijk het team van leerkrachten dat hier een weg in moet vinden. Zo krijgen zij de opdracht om te leren gaan met de verschillende onderwijsbehoeften van leerlingen. Het curriculum wordt zo aangepast dat alle leerlingen - dus ook leerlingen met een beperking - kwaliteitsvol onderwijs kunnen volgen.
Inclusief werken is alleen inclusief als het kind écht kan meedoen.
Implicaties voor het lager onderwijs
Welke voordelen zijn er verbonden aan het inclusief werken?(11,12,13,14,16,17,20)
- Eerst en vooral is onvoorwaardelijke acceptatie een recht van alle kinderen. Kinderen moeten niet verplicht worden eerst te bewijzen wat ze al kunnen alvorens ze mogen meedoen;
- Daarnaast leren klasgenoten beseffen dat niet iedereen gelijk is, maar dat wel iedereen erbij hoort. Dit aspect betreft trouwens niet alleen de klasgenootjes, maar ook de andere leerlingen van de school. Leerkrachten en ouders leren beseffen dat een leerling met een beperking deel uit maakt van onze maatschappij en in deze maatschappij ook een plaats verdient;
- Voor de ouders van de leerling met een beperking wordt de zoektocht naar een school eenvoudiger als alle scholen openstaan voor inclusief onderwijs;
- Leerkrachten uit zowel het reguliere als buitengewoon onderwijs kunnen samenwerken en van elkaar leren door ervaringen uit te wisselen.
Welke nadelen zijn er verbonden aan het inclusief werken?(13,14,16,17,20)
Niet iedereen is even tevreden met de komst van het M-decreet. Het is niet onwaarschijnlijk dat bij een onderwijsinnovatie leerkrachten kritisch uit de hoek komen. Enkele mogelijke reacties zijn:
- Leerkrachten denken dat kinderen zonder beperking beïnvloed zullen worden door onder andere een lager klasniveau;
- Leerkrachten vinden dat ze al genoeg te doen hebben bij een klas zonder kinderen met beperking;
- Leerkrachten denken dat kinderen met een beperking beter af zijn in het buitengewoon onderwijs.
Valkuilen voor het lager onderwijs
In dit deel gaan we dieper in op hoe we vooroordelen bij leerkrachten kunnen vermijden. Zo is het belangrijk om rekening te houden met bepaalde valkuilen(8,10,16,17,18,19,20). Deze worden afgebeeld op de figuur.
1. Een eerste reden waardoor leerkrachten het vaak moeilijk hebben om inclusief te werken is onwetendheid. Uit onderzoek blijkt dat de lerarenopleiding leerkrachten onvoldoende opleidt om te kunnen werken met kinderen met een beperking.
2. Een tweede reden is het ontbreken van een positieve visie ten opzichte van inclusief onderwijs en kinderen met een beperking. Uit grootschalig onderzoek blijkt dat Vlaamse leerkrachten zich onzeker voelen over inclusief onderwijs. Meerdere auteurs beweren dat het denken over kinderen vanuit een breder perspectief moet gebeuren waarin alle kinderen kunnen leren en uniek zijn. Om dit doel te bereiken, hebben leerkrachten nood aan voldoende ondersteuning. Leerkrachten die bijscholingen hebben gevolgd, hebben meer positieve attitudes tegenover inclusie dan diegene die dit niet deden.
3. Leerkrachten werken te individueel en is er onvoldoende sprake van een samenwerkingscultuur binnen teams. Uit onderzoek blijkt dat leerkrachten zich pas ondersteund voelen, indien ze regelmatig kritisch reflecteren over hun eigen denken en samenwerken met anderen. Op die manier zijn ze in staat ongelijkheid en vooroordelen in relaties, kennis en praktijken te herkennen. Een voorbeeld van een
samenwerkingscultuur is een structurele samenwerking met leerkrachten van het buitengewoon onderwijs.
4. Leerkrachten presteren het best als ze voldoende kunnen differentiëren op vlak van curriculum naargelang de behoeften van individuele leerlingen. Momenteel is er binnen de klaspraktijken geen of weinig differentiatie en is de instructie vaak gericht op de volledige klas. Leerkrachten zijn sterk bezig met het volgen van richtlijnen en routines, waardoor weinig tijd overblijft om aandacht te besteden aan individuele verschillen en noden.
5. Een uitdaging omtrent lesgeven en leren is dat het kind met een beperking actief betrokken wordt bij het klasgebeuren. Leren is geen technisch proces van kennisoverdracht, maar vertrekt het best vanuit de lerende en de context. Leerkrachten kunnen het leerproces niet manipuleren naar voorspelbare resultaten. Vragen zoals wie ze zijn en met wie ze in de klas zitten, moeten minstens even centraal staan.